De laatste vijftig jaar zijn er enorm veel ontwikkelingen geweest op computergebied. Ik ga je aan de hand van een serie artikelen meenemen door die periode vol ontwikkelingen, vreemde uitvindingen, verdwenen merken en nog veel meer. Vandaag in deel 31 van De geschiedenis van: de iPhone en iOS: van mobiele telefoon tot zakcomputer en van interface-revolutie tot een nieuw digitaal ecosysteem.
Aan het begin van de 21e eeuw was de mobiele telefoon al niet meer weg te denken uit het straatbeeld. Veel toestellen uit die tijd waren technologisch gezien indrukwekkend, maar het gebruik ervan was nog sterk beperkt. Een mobiele telefoon was in de kern een communicatieapparaat dat vooral bedoeld was voor bellen en sms’en. Productiviteitstoepassingen bestonden wel, maar waren vooral bedoeld voor zakelijke gebruikers en vereisten geduld en doorzettingsvermogen.
Overmacht
In dit landschap heerste Nokia met absolute overmacht. Met zijn Series 40-toestellen bediende het miljarden consumenten, terwijl de Series 60-lijn op Symbian OS de zakelijke en geavanceerde consumentensector domineerde.
Het vlaggenschip van Nokia’s zakelijk segment was de Communicator-lijn, waarvan de Nokia 9500 Communicator uit 2004 een van de bekendste modellen was. Deze toestellen waren voor hun tijd zeer vooruitstrevend. Ze boden volledige qwerty-toetsenborden, e-mailfunctionaliteit, een geïntegreerde browser en diverse kantoorachtige toepassingen. Ze gebruikten Symbian OS, dat in de vroege jaren 2000 een robuust en breed ondersteund platform was. Het apparaat klapte open als een mini-laptop, compleet met een intern breed scherm en toetsenbord. Voor veel zakelijke gebruikers was dit de ultieme mobiele werkmachine. Toch was het ontwerp zwaar, omvangrijk en verre van intuïtief. De bediening vereiste veel menunavigatie en hoewel webfunctionaliteit aanwezig was, verliep deze ver verwijderd van de desktopervaring: internet op een telefoon was in die tijd eerder een noodzaak dan een plezier.
Naast Nokia waren er spelers als BlackBerry en Palm, die een geheel eigen publiek bedienden. BlackBerry-toestellen waren beroemd om hun fysieke toetsenborden en veilige e-mailinfrastructuur. BBM, de versleutelde berichtendienst, vormde destijds de ruggengraat van de zakelijke communicatiewereld. Palm-toestellen, bekend om hun stylus-gebaseerde bediening, waren geliefd bij technologiefanaten die op zoek waren naar een mobiele PDA met telefoonfuncties. Microsoft probeerde met Windows Mobile een mobiele variant van Windows te bieden, maar liep vast in het idee dat desktopparadigma’s – met kleine knopjes en complexe menu’s – prima zouden werken op een klein scherm.
In deze gefragmenteerde markt, waarin elk toestel zijn eigen bedieningsconcept hanteerde, kwamen gebruiksvriendelijkheid en ontwerp nauwelijks vooraan te staan. De smartphone bestond al, maar was beperkt, log en vooral gericht op zakelijke efficiëntie. Er was niemand die het als een algemeen consumentenapparaat zag, laat staan als een draagbare computer die centraal zou komen te staan in het dagelijks leven.
Toen Apple in 2007 de eerste iPhone presenteerde, stond het daarom niet alleen op tegen gevestigde namen, maar tegen volledig vastgeroeste overtuigingen over wat een mobiele telefoon hoorde te zijn.
De gevoelige aanraking die alles veranderde
Toen Steve Jobs tijdens Macworld 2007 de iPhone aankondigde, was het publiek aanvankelijk verrast maar ook sceptisch. Analisten en concurrenten lachten het apparaat openlijk weg. De telefoon had geen fysiek toetsenbord, een relatief groot scherm en een prijskaartje dat hoger lag dan dat van de meeste andere telefoons. Veel kritieken waren ingegeven door de aanname dat een telefoon zonder toetsenbord onmogelijk geschikt kon zijn voor e-mail of zakelijke toepassingen. Er was ook scepsis omdat Apple tot dan toe slechts computers en een muziekspeler had geproduceerd; het was geen telecombedrijf.
Maar wie met een iPhone in de hand stond, merkte meteen hoe ongewoon het apparaat was. Het capacitieve multi-touch-scherm kende geen stylus, geen drukpunten en geen lag. Beelden en tekst reageerden direct op bewegingen, vegen en knijpen. Navigeren voelde voor het eerst natuurlijk. Bovendien werd Safari op de iPhone gepresenteerd als een bijna volledige webbrowser die webpagina’s renderde zoals op een desktop. Dit was revolutionair, want andere mobiele browsers uit die tijd lieten slechts eenvoudige mobiele versies zien; het “echte” internet was voorbehouden aan computers.
De iPhone draaide op iPhone OS, een lichtgewicht variant van macOS, gedeeltelijk gebaseerd op dezelfde Darwin-kernel. Hierdoor erfde het belangrijke elementen van een desktopbesturingssysteem, waaronder een robuuste kernarchitectuur, moderne geheugenbeheerprincipes en een grafische omgeving die vanaf de basis geoptimaliseerd was voor animaties en gestures.
Hoewel de eerste iPhone slechts EDGE-verbindingen ondersteunde en geen App Store had, was het de eerste telefoon die aanvoelde als een computer met een touchscreen. Het trok daarmee een nieuwe grens tussen “smartphone” en “mobiele computer”.
De App Store en het ontstaan van het moderne mobiele ecosysteem
De echte omwenteling begon een jaar later, in 2008, met de iPhone 3G. Apple voegde snelle 3G-netwerken toe, GPS en modernere hardware, maar de grootste innovatie was onzichtbaar: de App Store. Apple had in 2007 nog betoogd dat webapps voldoende moesten zijn, maar ontwikkelaars en gebruikers hadden duidelijk andere wensen. De App Store bracht een uniform distributiesysteem voor mobiele software met zich mee, gecombineerd met strenge kwaliteitscontroles, een uniforme programmeeromgeving via Xcode en duidelijke economische regels. Dit was het begin van de app-economie.
De impact was gigantisch. Binnen enkele jaren groeide de App Store uit tot een miljardenbusiness. Voor het eerst konden kleine ontwikkelaars wereldwijd een publiek bereiken zonder fysieke distributie of dure marketing. Games zoals Angry Birds, productiviteitsapps zoals Evernote en talloze andere softwaretoepassingen zouden zonder de App Store nooit die schaal hebben bereikt. Tegelijk vormde de App Store ook de basis voor Apple’s latere dienstenstrategie, die vandaag een substantieel deel van de inkomsten oplevert.
De hardware versnelt, iOS groeit volwassen (2009–2011)
De iPhone 3GS uit 2009 introduceerde een snellere CPU en GPU, waarmee Apple begon aan de opmars naar steeds krachtigere mobiele systemen. Apple gebruikte destijds nog ARM-architecturen van Samsung, maar begon langzaam steeds meer controle over de chipontwerpen te krijgen. De camera kreeg ondersteuning voor video en de interface werd vloeiender dankzij grafische optimalisaties.
In 2010 bracht Apple de iPhone 4 uit, een sprong die tot op heden iconisch is vanwege het glazen ontwerp, het stalen frame en vooral het Retina-scherm. De pixeldichtheid ging naar 326 ppi, waardoor pixels voor het menselijk oog vrijwel onzichtbaar werden. Dit verhoogde de kwaliteit van tekst, foto’s en interfaces enorm. De A4-chip was de eerste SoC waarvan delen intern door Apple waren ontworpen en legde de basis voor de latere A-serie chips die jarenlang de snelste mobiele processoren op de markt zouden blijven.
iOS evolueerde snel mee. iOS 4 bracht multitasking, iOS 5 introduceerde iMessage en iCloud, en iOS 6 introduceerde Apple Maps. De integratie tussen apparaten werd steeds sterker. iCloud maakte back-ups, synchronisatie en foto-opslag eenvoudig, waardoor het Apple-ecosysteem samenhang kreeg. Hierdoor werd overstappen naar een ander platform steeds minder aantrekkelijk.
Van Touch ID tot het heruitvinden van interface-design (2012–2014)
De iPhone 5 uit 2012 bracht een groter 4-inch-scherm en de introductie van de Lightning-connector. Dit ontwerp was dunner, lichter en eleganter, en het gebruik van aluminium maakte de telefoon robuuster. De A6-chip was Apple’s eerste volledig eigen ARM-CPU-ontwerp, waarmee Apple afstand nam van referentiearchitecturen. Deze stap bleek later cruciaal: Apple’s chipteam zou jarenlang domineren in mobiele prestaties.
Met de iPhone 5S in 2013 introduceerde Apple Touch ID. Biometrische authenticatie bestond al eerder in laptops, maar was vaak langzaam en onbetrouwbaar. Apple’s implementatie was razendsnel en integreerde naadloos in de homeknop. Touch ID maakte veilige ontgrendeling en betalingen via Apple Pay praktisch en toegankelijk.
Dat jaar bracht Apple ook de iPhone 5C uit, een kleurrijk model dat goedkoper was dan de premium-toestellen maar dezelfde software-ervaring bood. iOS 7 introduceerde een volledig nieuw ontwerp met platte iconen en transparante lagen, waarmee Apple het skeuomorfisme definitief achter zich liet.
De iPhone 6 en 6 Plus uit 2014 waren Apple’s antwoord op de groeiende vraag naar grotere schermen. De toestellen werden enorm populair en markeerden een verschuiving naar phablet-achtige formaten. iOS 8 breidde ontwikkelaarsmogelijkheden uit met extensies en widgets, waardoor het platform flexibeler werd dan ooit.
3D Touch, dubbele camera’s en het verdwijnen van de koptelefoonaansluiting (2015–2016)
De iPhone 6S-serie bracht 3D Touch, een drukgevoelig scherm dat nieuwe interactielagen mogelijk maakte. Het gaf diepte aan de interface, maar werd later weer losgelaten omdat de meerwaarde beperkt bleek. Live Photos, dat korte videobeelden maakte rond het moment van een foto, zorgde voor een nieuw soort beeldherinnering.
De iPhone 7 uit 2016 was de eerste iPhone zonder 3,5mm-koptelefoonaansluiting. Apple verdedigde deze keuze met het argument dat audio toekomstig draadloos zou worden en dat de ruimte intern nodig was voor nieuwe technologieën, waaronder een Taptic Engine en grotere batterij. De iPhone 7 Plus introduceerde een dubbele camera met optische zoom, waarmee computational photography in de mainstream belandde.
Het tijdperk van Face ID en rand-tot-rand-design (2017–2018)
De iPhone X uit 2017 luidde een nieuw tijdperk in. De thuisknop verdween en werd vervangen door navigatie op basis van vegen en gestures. Het OLED-scherm vulde vrijwel de hele voorkant, terwijl Face ID met behulp van een geavanceerde TrueDepth-camera 3D-gezichtsherkenning introduceerde. De A11 Bionic-chip bevatte een Neural Engine, een gespecialiseerde eenheid voor machine learning, waarmee Apple een nieuw pad insloeg in AI-acceleratie.
In 2018 bracht Apple de iPhone XS-serie en de XR. De XR werd een van de best verkochte iPhones ooit vanwege zijn balans tussen prijs en functionaliteit. iOS 12 stond in het teken van snelheid en stabiliteit, vooral voor oudere modellen.
Nachtmodus, ultrawide-lenzen en de opkomst van computational photography (2019–2020)
De iPhone 11-serie uit 2019 introduceerde verbeterde camera’s met ultrawide-lenzen en een nachtmodus die automatisch meerdere foto’s combineerde tot een helder beeld. De A13 Bionic was opnieuw een sprong in efficiëntie, waardoor de iPhone 11-modellen een uitzonderlijke batterijduur hadden.
iOS 13 bracht donkere modus en een veel betere bestandsstructuur, terwijl Apple steeds meer nadruk legde op privacy als onderscheidende factor.
In 2020 verscheen de iPhone SE (2e generatie), bedoeld voor gebruikers van het klassieke ontwerp. De iPhone 12-serie bracht 5G, MagSafe en een vlak ontwerp dat terugkeek naar de iPhone 4. De Pro-modellen introduceerden LiDAR voor AR-toepassingen.
Cinematic Mode, Dynamic Island en de weg naar een AI-gedreven toekomst (2021–2024)
De iPhone 13-lijn uit 2021 maakte video’s filmischer dankzij Cinematic Mode, dat automatische scherpteverschuivingen toepaste op basis van dieptedetectie. De A15-chip was opnieuw een toonaangevende SoC, waarmee Apple zijn voorsprong in mobiele prestaties behield.
De iPhone 14 Pro uit 2022 introduceerde de Dynamic Island, een interactieve zone rond de camerainham aan de voorkant. Het verving de notch functioneel en veranderde het ontwerp en de interface. Crash Detection en satellietcommunicatie gaven de iPhone bovendien een rol als noodapparaat.
In 2023 stapte Apple met de iPhone 15-serie over op USB-C, grotendeels gedreven door Europese regelgeving maar welkom bij gebruikers. De Pro-modellen kregen een titanium behuizing en een tetraprism-telelens, terwijl iOS 17 communicatie verder verbeterde en nieuwe interactieve widgets introduceerde.
In 2024 werd met de iPhone 16-serie Apple Intelligence centraal geplaatst: een nieuwe generatie lokale, privacy-gerichte AI die geïntegreerd werd in iOS 18. De iPhone werd daarmee steeds meer een persoonlijke assistent die context begrijpt, suggesties doet en autonoom taken uitvoert, zonder dat data onnodig de cloud in hoeft.
Blijvende invloed van de iPhone
Wat begon als een telefoon zonder toetsenbord, werd de katalysator voor een digitale omwenteling. De iPhone was niet de eerste smartphone, en zelfs niet de eerste touchscreen-telefoon, maar geen enkele voorganger had de combinatie van technologie, integratie, gebruiksgemak en esthetiek weten te bereiken waar Apple in slaagde. De iPhone bracht een nieuw bedieningsparadigma, een nieuw economisch model via de App Store, een volledig herontworpen interface voor mobiele besturingssystemen en een hardware-architectuur die jarenlang de standaard zette voor de industrie.
Vandaag functioneert de iPhone niet alleen als communicatiemiddel, maar als camera, navigatiesysteem, agenda, portemonnee, gezondheidsmonitor, identiteitsdrager, productiviteitsplatform en persoonlijke assistent. De geschiedenis van de iPhone is daarmee ook de geschiedenis van de moderne digitale samenleving.
Apple’s vermogen om gebruikservaring centraal te zetten en tegelijk diep te investeren in op maat gemaakte CPU-architecturen, beveiligingstechnologieën en ecosysteemintegratie maakt de iPhone tot een blijvende kracht. Waar de toekomst ook heen gaat, het is duidelijk dat de iPhone de manier waarop wij technologie ervaren permanent heeft veranderd.
Meer artikelen in de serie De geschiedenis van vind je hier
De bij dit artikel gebruikte afbeelding(en) zijn digitaal gegenereerd met behulp van kunstmatige intelligentie en vertegenwoordigen geen daadwerkelijk gefotografeerde situaties.